Een jacht in de mist

 

     

                Je zoekt, je zoekt het leven, je zoekt de levensgeest; de geest van het leven, de ziel van het leven.

Je smacht hiernaar, blijft hiernaar smachten. Je zet je hele lichaam in beweging en gaat zoeken. Zoeken naar het ultieme, zoeken naar meer. Alsof achter de mist van het leven ligt wat je zoekt. Je kijkt doorheen deze mist. Je meent silhouetten te herkennen. Silhouetten van dat ultieme waarnaar je reeds zolang zoekt. Waar al je hartstochten naar smachten en verlangen. Je stapt verder, steeds verder en langzaam verdwijnen de silhouetten. De silhouetten worden vervangen door mist, steeds meer nieuwe mist. De mist wordt dichter, steeds maar dichter. Waar is datgene waar je hele lichaam, je hele ziel zo hevig naar verlangt?  Waarom verdwijnt het telkens ik mijn hand uitstrek in de diepe, oneindig duistere mist. Mist van het leven; mist die chaos is, chaos en leegte van het leven. Wanneer verdwijnt de mist? Wanneer vind ik datgene waarnaar ik reeds zo lang smacht? Datgene wat tegelijk mijn ziel doet leven. Leven door zoeken, leven door niet vinden, nog niet vinden, misschien nooit vinden.

Mijn God, waarom werd ik ooit in dit leven geworpen? Geworpen in deze poel des levens. Een poel waarvan ik houd, maar waarin ik tegelijk wroet, worstel, vecht en zoek. Een poel die misschien ooit stroomt naar een rivier, een rivier doorheen de tijd steeds meer wint aan kracht, om daarna langs een bulderende waterval te verdwijnen in de diepte van de oceaan.