Een eigenzinnige kijk op het Vlaamse en sociale.

Vlaams en sociaal, al te vaak wordt dit bekeken als aan elkaar tegengesteld. Dit terwijl dit in de geschiedenis van Vlaanderen wel degelijk samen kan vallen, meer nog, dat dit elkaar kan versterken. Denk maar aan de hele beweging die is ontstaan naar aanleiding van onder meer priester Adolf Daens. Hier zien we hoe Vlaams en sociaal hand in hand gaan. Hier zien we hoe de Vlaamse zaak mensen kan drijven op te komen voor hun rechten. Op te komen voor een beter bestaan. Vandaag lijkt dit samengaan verder dan ooit. Een nieuwe poging om het gedachtegoed van de sociaal bewogen mens te verzoenen met dat van de Vlaamse zaak is dan ook meer dan broodnodig.

Het subsidiariteitsbeginsel onmisbaar voor een solidaire samenleving

Een onmisbaar vertrekpunt om het sociale luik van een samenleving te beoordelen is het subsidiariteitsbeginsel. Kort samengevat komt het er op neer dat datgene wat op een lager niveau kan worden geregeld beter niet op een hoger niveau wordt geregeld (of ontregeld). Dit geldt zowel voor gemeenschappen als voor individuen. Als ik als individu over de mogelijkheid beschik om zelf te voorzien in mijn levensonderhoud is er geen noodzaak dat ik op dit vlak word geholpen door derden of door het systeem. Indien zich hier ondanks mijn inspanningen toch problemen voordoen dient er een mogelijkheid te zijn om beroep te doen op de solidariteit van anderen. Indien deze hulp kan worden opgenomen door familie, buren of vrienden is er geen of minder hulp nodig van de overheid.

 In sommige gevallen zal een kleine duw in de rug voldoende zijn om mijn leven weer op de rails te krijgen. In dit geval moet er ook niet meer gebeuren dan die kleine duw. De samenleving dient er over te waken onnodig hangmatten te creëren, die mensen gedurende langere tijd onnodig afhankelijk houden. Het al dan niet recht hebben op hulp, dient te gebeuren op basis van dit principe van subsidiariteit. Mensen dienen hierbij te worden beoordeeld op basis van hun inspanningen, niet op basis van de resultaten. Vallen we nu niet al te vaak terug op een alles of niets solidariteit? Ofwel wordt je gecategoriseerd tot een groep die solidariteit nodig heeft ofwel niet. Bestaat in het huidige systeem niet het gevaar dat wie net buiten deze groep valt helemaal op zichzelf wordt teruggeworpen en een heel leven lang het gevoel heeft maar net het hoofd boven water te kunnen houden en zelfs af en toe het hoofd niet boven water te kunnen houden? Het gaat om een groep die geacht wordt voor zichzelf te kunnen zorgen, maar die dat soms net niet kan en het hierdoor soms harder te verduren krijgt. Is hier een klein duwtje in de rug niet wenselijk? Is de kans niet groot dat deze groep nadien gewoon op eigen kracht verder kan?

  Zo kan iemand die net niet voldoende punten scoort om een invaliditeitsuitkering te ontvangen blijven door de mazen van het net glippen. Dit zolang tot deze persoon zodanig veel problemen heeft dat zelfs dit klein duwtje niet meer voldoende is.  Een ander voorbeeld is dat eens je bent opgenomen geweest in een psychiatrische afdeling je nadien meer toegang hebt tot ambulante vormen van hulpverlening en therapie. Is er echter geen noodzaak tot een opname, dan heb je tot heel veel zaken geen toegang. Dit alles is te  vergelijken met een motor die niet start, maar eens hij is gestart  toch heel vlot rijdt. Ook dit kunnen we beschouwen als een vorm van subsidiariteit.

Een solidair onafhankelijk Vlaanderen

Hetzelfde kunnen we toepassen op gemeenschappen. Hier belanden we in de discussie over de transfers tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Als we hier het subsidiariteitsbeginsel toepassen, kunnen we wel degelijk pleiten voor solidariteit en dus ook transfers tussen deze gemeenschappen indien nodig. Wel moeten we erover waken dat we hier inspanningen terug verwachten. In het huidige systeem kunnen we ons de vraag stellen in hoeverre Vlaanderen de kans krijgt te kiezen en welke mate en op welke manier het al dan niet solidair wil zijn. In deze visie zijn de Franstaligen niet de vijand, maar potentiële bondgenoten. Bondgenootschap vereist echter dat beide partijen op gelijke voet met elkaar kunnen overleggen en onafhankelijk van elkaar kunnen kiezen op welke vlakken zij wensen samen te werken.

Hetzelfde geldt voor het kiezen in welke mate zij solidair wensen te zijn en onder welke voorwaarden. Dit veronderstelt echter dat deze solidariteit niet wordt afgedwongen door slopende regeringsonderhandelingen, misbruik van meerdere grendelmechanismen, ondoorzichtigheid van de geldstromen enz... Ik pleit  voor een onafhankelijk Vlaanderen dat blijft kiezen voor samenwerking en solidariteit over de grenzen van Vlaanderen heen. We willen echter onafhankelijk kunnen beslissen wat we samen doen, onder welke vorm en welke voorwaarden.

Een solidair Europa om trots op te zijn

Dit  geldt eveneens  voor de Europese Unie. In plaats van te opteren voor een orgaan ver boven de hoofden van de Europese bevolking is het wenselijker te werken aan een solidariteit van onderuit . In plaats van een EU die zich enkel baseert op abstracte universele waarden  is het belangrijk hier oog te blijven hebben voor de specifieke  culturen van de aparte lidstaten, naties en gemeenschappen. Hierbij moet de keuze om al dan niet op bepaalde terreinen te gaan samenwerken te gebeuren op het niveau van de naties. Dit dient organisch en spontaan te gebeuren.  Oude historische banden tussen naties zullen hierbij vaak een doorslaggevende rol spelen.

Zo kende Vlaanderen reeds sinds de Middeleeuwen een historische band van samenwerken met Engeland. Zo kan eveneens  de samenwerking van de oude Hanzesteden dienen als een inspiratiebron. Meer recent zien we de samenwerking binnen de Benelux. Ook de oude Europese Gemeenschap van voor 1993 liet meer ruimte voor initiatief van onderuit. Op deze manier kan heel organisch een Europa groeien in een soort concentrische cirkels. Het is normaal dat we inniger kunnen samenwerken met onze buurlanden waaraan we cultureel meer verwant zijn dat met gemeenschappen aan de andere kant van het Europese continent. Enkel dan kunnen we opnieuw trots zijn op Europa. Het gaat om een Europa met een bijzonder rijke geschiedenis.

Opgelegde solidariteit maakt plaats voor spontane solidariteit

In dit kader dienen we dus een sterk onderscheid te maken tussen opgelegde solidariteit en spontane solidariteit. Moeten we onszelf niet de vraag stellen hoe we vanuit een losse groep mensen opnieuw een hechte gemeenschap kunnen laten groeien? Een gemeenschap waarin spontaan solidariteit groeit en men solidair is omdat men graag solidair is. Het gaat dan om solidariteit tussen familieleden, buren, vrienden, bewoners van eenzelfde dorp of wijk, verenigingen enz... Moet het sociale karakter van een samenleving niet worden bekeken vanuit de mate waarin de leden van deze samenleving nog in staat zijn op een of andere manier spontaan solidariteit te tonen? Als we er in slagen dat er meer en meer gemeenschappen organisch groeien zullen minder mensen afhankelijk worden van hulp van bovenaf. In dergelijk klimaat kan het sociale systeem hier een waardevolle aanvulling op bieden. Tevens dient het een soort basis en tegelijk raamwerk te bieden waarop de solidariteit van de gemeenschappen kan verder bouwen.

Het voordeel van de twijfel voor wie beroep doet op solidariteit

Tot slot eveneens een woordje om dit alles te relativeren. Moet echte solidariteit niet een klein beetje surplus bieden bovenop dit subsidiariteitsbeginsel? We kunnen dan een klein beetje het voordeel van de twijfel bieden waar het niet duidelijk is of iemand in aanmerking komt voor solidariteit. We geven dan  een beetje extra aan iemand die het strikt genomen niet nodig heeft. Dit alles dient te gebeuren zonder nieuwe hangmatten te creëren.